Dachaulezing door burgemeester Jan van Zanen, 23 september 2022
Geachte aanwezigen,
in het bijzonder de familie Steensma,
Wat een eer om hier vandaag de Dachaulezing te mogen houden,
de Dachaulezing die in het teken staat van Carel Steensma.
Sinds de tijd dat ik in Amstelveen als burgemeester werkte (2005-2013) ben ik goed bekend met het Nationaal Dachau monument aan de Bosbaan, het Nederlands Dachau Comité en de jaarlijkse herdenkingen, waarvan ik er verschillende heb bijgewoond.
Indrukwekkende momenten die mij zijn bijgebleven.
Dat maakt het voor mij extra bijzonder om vandaag, zoveel jaren later, het woord tot u te mogen richten.
Mijn lezing heb ik de titel meegegeven ‘Van Neurenberg tot Den Haag – de zoektocht naar vrede en gerechtigheid’.
Hoewel de nazi’s erop uit waren hun misdaden met een pseudo-legale saus te overgieten, werden onder hun bewind het recht en de mensenrechten steeds met voeten getreden.
In Neurenberg riep de wereldgemeenschap na de Tweede Wereldoorlog voor het eerst in de geschiedenis oorlogsmisdadigers ter verantwoording.
Den Haag, al sinds het einde van de negentiende eeuw de internationale stad van vrede en recht, heeft zich met name sinds de jaren negentig van de vorige eeuw ontwikkeld tot een centrum van internationaal strafrecht.
Ook op vele andere manieren wordt hier sinds jaar en dag gewerkt aan een vreedzame, rechtvaardige en veilige wereld.
En, wie de originele archiefstukken van de Neurenberger processen wil bestuderen, zal naar Den Haag moeten komen: die worden namelijk bewaard in het Vredespaleis.
De organisatie van de Dachaulezing had geen betere locatie kunnen kiezen dan het World Forum, voorheen het Nederlands Congresgebouw.
In de eerste plaats natuurlijk omdat de naam van Carel Steensma er zo nauw mee verbonden is.
Hij, van wie Albert Plesman ooit heeft gezegd: ‘Carel, jij bent een bouwer’, begeleidde niet alleen de totstandkoming – daartoe gevraagd door mijn verre voorganger burgemeester Kolfschoten – maar hij werd ook de eerste directeur van het Congresgebouw.
In die hoedanigheid leverde Carel Steensma een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van Den Haag als internationale congresstad.
Ik weet zeker dat het hem voldoening had geschonken als hij bijvoorbeeld nog had kunnen meemaken hoe in 2014 hier de Nuclear Security Summit (NSS) plaatsvond, in aanwezigheid van de Amerikaanse President Obama.
Er is nog een tweede reden waarom het toepasselijk is dat wij vandaag juist hier bijeen zijn gekomen.
Het gebied waar het World Forum staat, illustreert heel goed de ontwikkeling die Den Haag sinds 1945 heeft doorgemaakt.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd deze omgeving grotendeels kaalgeslagen voor de aanleg van de Atlantikwall.
Die operatie en de daarmee gepaard gaande evacuatie verdreef duizenden inwoners van Den Haag en Scheveningen uit hun huizen.
Onder hen waren ook Carel Steensma’s vrouw Tienk, hun twee zonen Peter en Frank en de moeder van Tienk bij wie zij eerder waren ingetrokken.
Dat na de oorlog hier, ooit een woestenij met een antitankgracht en andere versperringen, een gebouw verrees waarin de wereld samen kan komen, bergt een bijzondere symboliek in zich.
Vanaf de jaren negentig, zou dit deel van Den Haag uitgroeien tot Internationale Zone.
Het World Forum werd buurman van de Organisation for the Prohibition of Chemical Weapons OPCW (die later de Nobelprijs voor de Vrede zou ontvangen), van Europol en Eurojust en van het International Criminal Tribunal for the former Yugoslavia, het Joegoslavië-tribunaal.
Dat laatste werd uitgerekend gevestigd in het voormalige hoofdkantoor van Aegon.
Een van de ondernemingen die daar eerder in op waren gegaan was de AGO, de verzekeringsmaatschappij waar de naam van een andere bekende oud-gevangene van Dachau nauw aan verbonden is: Pim Boellaard.
Dat Den Haag, bijna een halve eeuw na de processen van Neurenberg, in dat gebouw onderdak mocht bieden aan het eerste internationale tribunaal sindsdien, was zeer eervol maar ook weer geen toeval.
Zoals gezegd had onze stad zich in de honderd jaar ervoor stap voor stap ontwikkeld tot een centrum van internationaal recht.
Belangrijke naoorlogse mijlpaal in dat proces was de komst van het Internationaal Gerechtshof, het hoogste juridische orgaan van de Verenigde Naties.
Bij de plechtige inauguratie in 1946 in het Vredespaleis herinnerde burgemeester De Monchy aan de ontberingen die de stad Den Haag in de jaren ervoor had moeten doorstaan en gaf hij uiting aan de vreugde over de oprichting van dit nieuwe, unieke gerechtshof.
Het waren de jaren waarin iedereen vervuld was het idee ‘dit nooit meer’.
Groot was dan ook de schok toen nog geen vijf decennia later, in de zomer van 1992 – de vreugde over het einde van de Koude Oorlog hing nog in de lucht – televisiebeelden van sterk vermagerde Bosnische gevangenen in het concentratiekamp Omarska de wereld rondgingen.
Het jaar daarop werd het door mij zojuist genoemde Joegoslavië-tribunaal ingesteld.
Vorige week bezocht ik het International Residual Mechanism for Criminal Tribunals.
Deze instantie is door de VN-veiligheidsraad opgericht om de resterende rechtszaken van het Joegoslavië-tribunaal en het International Criminal Tribunal for Rwanda af te handelen.
Tijdens het bezoek realiseerde ik me opnieuw hoe groot de bijdrage van deze gerechtshoven is voor de ontwikkeling van het internationaal strafrecht.
Maar ook hoe belangrijk deze tribunalen zijn geweest voor de nabestaanden van de slachtoffers van de volkerenmoord in voormalig Joegoslavië en Rwanda.
We mogen nooit vergeten dat hier gaat om misdaden tegen individuen.
Soms in heel grote groepen, maar de slachtoffers zijn en blijven individuen.
Mensen zoals u en ik.
Mensen zoals Carel Steensma en zijn medegevangenen in Natzweiler en Dachau.
Dat is ook het bijzondere aan het internationaal strafrecht, dat het mensen individueel raakt.
Ondanks het feit dat het Joegoslavië-tribunaal was opgericht in opdracht van de Verenigde Naties beleefde het, bijna dertig jaar geleden, geen makkelijke start.
Het ontbrak het tribunaal aan alles, bovenal aan geld en aan steun van regeringen.
Het had echter toenmalig Secretary of State Madeleine Albright aan zijn zijde.
Zij en anderen wisten secretaris-generaal Boutros Boutros-Ghali ervan te overtuigen dat het mislukken van het Joegoslavië-tribunaal gelijk zou staan aan een falen van de internationale gemeenschap.
De eerste president van het tribunaal, Antonio Cassese, formuleerde het in zijn eerste rapport aan de VN zo:
“If these men – hij doelde op de oorlogsmisdadigers uit het voormalig Joegoslavië – if these men be immune, then law has lost its meaning, and man – de mensheid – must live in fear”.
Ratko Mladic, verantwoordelijk voor de genocide van Srebrenica, is een van de mannen die zich heeft moeten verantwoorden voor het tribunaal.
Tot op heden zit hij zijn straf uit in de gevangenis van Scheveningen.
Cassese citeerde in zijn rapport doelbewust uit de verklaring van openbaar aanklager Ferencz in het proces tegen de zogeheten Einsatzgruppen, mobiele moordcommando’s van de nazi’s, in Neurenberg, september 1947.
Benjamin Ferencz is tot op heden met zijn 102 lentes een onvermoeibare pleitbezorger voor het internationaal strafrecht.
In 1998 was hij nauw betrokken bij de totstandkoming van het Statuut van Rome, de basis onder het Internationaal Strafhof, dat in 2002 in Den Haag zijn werk kon beginnen.
Het spreekt voor zich dat hij in Den Haag steeds met open armen is ontvangen.
Ferencz was als soldaat getuige van de afschuwelijke toestand die de Amerikanen bij de bevrijding van Dachau aantroffen.
Hoogstwaarschijnlijk moet hij hebben meegemaakt of ervan hebben gehoord hoe in de eerste dagen van de vrijheid vele SS’ers met hun leven moesten boeten voor de gruwelijkheden die zij hadden begaan.
Begrijpelijk, maar Ferencz’ leidraad is steeds geweest: ‘Wraak lost niets op’.
Daar moest ik aan denken toen ik las over de reactie van Carel Steensma op het doodschieten door een Amerikaanse soldaat van een 17-jarige jongen.
Die jongen was helemaal op het einde van de oorlog in de SS opgenomen en had waarschijnlijk niets op zijn geweten.
Steensma werd heel boos en zei tegen de Amerikaan dat juist dít hetgeen was waartegen hij en zoveel andere gevangenen van Dachau gestreden hadden.
Geachte aanwezigen,
In februari van dit jaar werd de wereld opgeschrikt door de Russische invasie in Oekraïne.
Overal maakte dat nieuws diepe indruk, maar in Den Haag liet het een misschien nog extra wrange afdronk na.
Helemaal toen de berichten over oorlogsmisdaden zoals in Boetsja ons bereikten.
Is de zoektocht naar vrede en gerechtigheid een vergeefse en is oorlog, zoals men vroeger dacht, iets onontkoombaars dat vroeg of laat over je heen walst?
Hoe belangrijk het ook is om de zaken steeds realistisch in te schatten: voor één ding moeten we waken en dat is cynisme.
We moeten, net als Andrew Carnegie, die Den Haag het Vredespaleis schonk, realistische idealisten zijn.
Het feit dat oorlogen uitbreken betekent niet dat we kunnen stoppen met onze pogingen om ze te voorkomen.
Of dat we maar beter kunnen ophouden met onze inzet voor mensenrechten.
Iedere gifgasgranaat die onschadelijk wordt gemaakt, draagt bij tot een veiliger wereld.
Iedere oorlogsmisdadiger die veroordeeld wordt, ook al lopen er nog zoveel andere vrij rond, maakt deze wereld iets rechtvaardiger.
Den Haag zal zich steeds, op welke wijze dan ook, sterk blijven maken voor vrede en gerechtigheid.
Bijvoorbeeld door te blijven investeren in de academische kennisinfrastructuur op dit gebied.
Zodat studenten van over de hele wereld zich hier kunnen blijven bekwamen in de principes van internationaal recht en die kennis weer vervolgens mee naar huis kunnen nemen.
Als Shelter City – we waren tien jaar geleden de eerste in Nederland – bieden we onderdak aan strijders voor de rechten van minderheden en de vrije pers.
Zodat ze hier even op adem kunnen komen.
We ondersteunen actief initiatieven als The Hague Humanity Hub, een platform voor organisaties en mensen die, bij alle verscheidenheid één ding gemeen hebben: hun drive om innovatieve oplossingen te ontwikkelen voor alles wat te maken heeft met vrede, recht en bijvoorbeeld humanitaire interventies.
Of denk aan het huisvesten van internationale organisaties en non-gouvernementele organisaties.
Ik noem hier als voorbeeld de Mukwege Foundation van Nobelprijswinnaar Dr. Denis Mukwege.
De hulp die Dr. Mukwege biedt aan slachtoffers van seksueel geweld in oorlogsgebieden (geweld dat vaak doelbewust als wapen wordt ingezet) illustreert op indrukwekkende wijze de inzet van talloze artsen voor medemenselijkheid en voor vrede.
Hoe nieuwe technieken voor humanitaire doeleinden worden ingezet, mocht ik onlangs ervaren tijdens een bezoek aan het in Den Haag gevestigde hoofdkantoor van de International Commission on Missing Persons, de ICMP.
Deze internationale organisatie zoekt wereldwijd naar vermiste personen, met gebruik van baanbrekende DNA-onderzoeksmethoden.
De ICMP identificeerde inmiddels bijna driekwart van alle vermisten als gevolg van de oorlog in voormalig Joegoslavië en meer dan negentig procent van de vermisten in Srebrenica.
Momenteel opereert de ICMP ook in Oekraïne.
Last not least, blijven we ons inzetten om, in de geest van Carel Steensma, internationale conferenties in Den Haag te laten plaatsvinden.
Zoals afgelopen juli bijvoorbeeld nog de Ukraine Accountability Conference hier in het World Forum, georganiseerd door de Nederlandse regering, samen met de Europese Commissie en de Openbaar Aanklager van het Internationaal Strafhof.
Die laatste is al eerder een onderzoek begonnen naar oorlogsmisdaden in Oekraïne.
Oekraïne zelf is een zaak gestart bij het Internationaal Gerechtshof.
En intussen heeft een groep prominente wetenschappers en schrijvers gepleit voor de oprichting van een speciaal Oekraïne-tribunaal.
Met als doel: de Russische president Vladimir Poetin en zijn vertrouwelingen te vervolgen voor de misdaad van agressie tegen Oekraïne.
Twee weken geleden brak de Brits-Franse jurist Philippe Sands in het Financieel Dagblad daarvoor nog een lans.
Op de vraag waar het tribunaal moet komen, is hij duidelijk: “Het tribunaal moet in Den Haag komen, Den Haag is de hoofdstad van het internationaal recht.”
Aldus Sands.
Waarbij hij er wel voor waarschuwt om niet te denken dat morgen de verdachten al kunnen worden voorgeleid.
Internationaal recht is iets van de lange adem, zo beklemtoont hij.
Juist dat houdt hem gaande.
Als we denken aan de onvermoeibare, 102-jarige Ferencz, kunnen we dit allemaal beamen, denk ik zo.
Geachte aanwezigen,
De inzet voor vrede en gerechtigheid voor de mensen van nu is óók een eerbetoon aan de slachtoffers van toen.
Natuurlijk, we zullen blijven herdenken en stilstaan bij de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog.
Ik memoreerde aan het begin mijn aanwezigheid bij de herdenkingen bij het Nationaal Dachau Monument.
Maar het meest eren wij de slachtoffers van oorlog en onderdrukking in vroegere tijden met onze daadwerkelijke inzet voor vrede en vrijheid in onze dagen.
Daarom voel ik mij een bevoorrecht mens om burgemeester te mogen zijn van een stad die ‘vrede en recht’ niet alleen als wapenspreuk mag voeren maar actief, op uiteenlopende wijze, bijdraagt aan de verspreiding van vrede en gerechtigheid in de wereld.
De actualiteit herinnert ons telkens weer aan de noodzaak hiervan en onze verplichting daartoe.
Mensen als Carel Steensma, die zelfs onder de zwaarste en de meest uitzichtloze omstandigheden hoop hielden, oog voor hun medemens hadden en het licht van de menselijkheid brandende hielden, blijven daarbij steeds een bron van inspiratie.
Dank u.