Inleiding door burgemeester Jan van Zanen op het symposium over integriteit van de Bestuurskundige Interfacultaire vereniging Leiden
Beste studenten,
Voor een club van aanstormende publieke bestuurders en ambtenaren is integriteit een belangwekkend onderwerp.
Goed dat daarover dit symposium is belegd, dank dat ik gevraagd ben om iets te vertellen.
Bij mijn aantreden als burgemeester van Den Haag, een klein jaar geleden, heb ik integriteit een kernwaarde genoemd.
Dat deed ik eerder ook in Utrecht.
Het is immers een hoeksteen van het openbaar bestuur en uiteindelijk de democratische rechtstaat.
In Den Haag kreeg mijn uitspraak een extra lading, want het college en de ambtelijke organisatie werden geplaagd door affaires.
Extra pijnlijk voor de stad die zich afficheert als stad van vrede en recht.
Er valt op dit vlak nog genoeg te doen in Den Haag en daarbij wordt ook naar de burgemeester gekeken.
En terecht.
Je bent in deze functie nu eenmaal het uithangbord van het stadsbestuur.
Jullie begrijpen dat ik niet op specifieke casuïstiek inga, maar een iets hoger abstractieniveau kies.
Laten we om te beginnen bepalen waar het bij integriteit om gaat.
Iemand die ergens in de ambtelijke organisatie geld verduistert, begaat strafbare feiten.
Dat is geen integriteitskwestie, dat is criminaliteit.
Een zaak voor politie en justitie.
Bij schending van integriteit kan het gaan om duidelijk vast te stellen feiten.
Een ambtenaar heeft zich laten fêteren in ruil voor soepele vergunningsvoorwaarden of heeft geheime informatie doorgespeeld aan een ondernemer die daar zijn voordeel mee kon doen.
Maar er is ook een grijs gebied.
Waar wordt dienstbaarheid aan bewoners of bedrijven bevoordeling?
Waar houdt informeren van bestuurders of ambtenaren op en waar wordt het beïnvloeding?
Wie is kwetsbaar voor beïnvloeding, druk of chantage en wanneer is dat verwijtbaar?
Om daar grip op te krijgen leggen onze medewerkers een eed of belofte af en krijgen ze een gedragscode uitgereikt.
Gemeentesecretaris Ilma Merx – en leidinggevenden bij de diensten – houden met de nieuwkomers bij de gemeente bovendien zogenaamde socratische gesprekken.
Een beetje zoals Alexander Pechtold op televisie doet in de Achterkant van het Gelijk.
De kersverse medewerkers krijgen praktijksituaties voorgelegd met de vraag of die door de beugel kunnen. Steeds een beetje scherper.
Stel: je loopt voor het onderhoud van de buitenruimte met een maaier door de straat om opschietend onkruid langs trottoirs en gevels te verwijderen.
Je krijgt van een vriendelijke oude dame een kopje koffie aangeboden.
Aannemen of weigeren?
Je hebt de koffie aangenomen en bij vertrek vraagt ze of je even snel het gras van haar voortuintje kunt maaien. Kleine moeite, zo gedaan.
Dan vraagt de buurman of je ook zijn tuintje even kunt doen.
Hij kijkt veelbetekenend naar het gras dat je net bij zijn buurvrouw hebt gemaaid..
Het gaat in deze gesprekken niet om goede of foute antwoorden, maar om bewustwording.
Leren aanvoelen waar de grenzen liggen.
Want bij de gemeente moeten medewerkers dagelijks en op alle niveaus eigen inschattingen maken.
Je moet immers je werk kunnen doen en niet voor alles naar je leidinggevende hoeven stappen.
Dat geldt voor onze mensen op straat, maar ook op het stadhuis.
Daar moeten we bijvoorbeeld de bedrijfsvoering transparant organiseren, het vier-ogen-principe toepassen op alle niveaus.
Want gelegenheid zorgt voor verleiding.
Niet alleen in de ambtelijke organisatie, maar ook in het bestuur.
Dat betekent transparante governance, controleerbaar willen zijn.
De besluitenlijst van het college openbaar maken, nevenfuncties melden in een openbaar register, het gebruik van de dienstauto verantwoorden en helder zijn over declaraties.
Het betekent ook: de stad op orde brengen.
Nieuwbouw en renovatie, aanpakken van verloedering en illegaliteit.
Zorgen voor een gezond winkelbestand, goed onderwijs en stageplaatsen bij bonafide bedrijven in de wijk.
Geen ruimte laten voor witwaswinkels en andere illegale praktijken.
Een alternatief bieden voor het makkelijke geld uit de criminaliteit.
Zo help je de wijk vooruit en ontneem je een voedingsbodem aan ondermijning van de lokale overheid.
Integriteit is daarmee een thema van bestuur en organisatie, maar ook van een samenleving die zijn overheid wil kunnen vertrouwen.
Dat vertrouwen is even kostbaar als kwetsbaar.
Juist in Den Haag, stad van vrede en recht, gaan we daarom meer doen.
We willen dat onze medewerkers niet alleen juridisch ‘recht doen’ aan bewoners en bedrijven.
We willen dat ze ook moreel recht doen.
Dat is niet eenvoudig, want in veel beslissingen die de overheid neemt staan verschillende waarden tegenover elkaar.
Ik noem: rechtsgelijkheid versus maatwerk, transparantie tegenover vertrouwelijkheid.
Medewerkers die tegen dit soort dilemma’s aanlopen willen we steun geven en handvatten bieden.
Daarom werken we in Den Haag aan een nieuw en onafhankelijk bureau Integriteit.
Een organisatie die vermoedens van integriteitsschending oppakt en onze mensen traint in het omgaan met integriteitkwesties op het werk.
Een club die zorgt dat we op een structurele manier leren omgaan met de morele vraagstukken van elke dag.
Met dit bureau hopen we ons als organisatie beter te wapenen tegen integriteitskwesties.
We willen er ook moreel weerbaarder mee worden. Daarnaast heeft het stadsbestuur zelf een voorbeeldfunctie.
Als het om integriteit gaat ben ik daar als burgemeester verantwoordelijk voor.
Ik heb integriteit bij mijn aantreden een kernwaarde genoemd.
Dat legt de lat hoog, maar we mogen eraan gemeten worden.
Je dient het lokale publieke bestuur niet voor niets.