Toespraak door Jan van Zanen bij het Bestuursdiner van de VNG en het ministerie van Justitie en Veiligheid, 3 april 2023

 

Welkom allemaal hier in het fraaie Karel de Vijfde hotel in Utrecht.

Het is een mooie traditie dat we dit Bestuursdiner als VNG organiseren met het ministerie van Justitie en Veiligheid.

Daarom ook een welkom van en aan de drie bewindspersonen.

Fijn dat u er allemaal bent.

Gewoon weer in het echt.

Dat praat toch een stuk gemakkelijker vind ik altijd.

En op Teams of Zoom ben je ook eigenlijk altijd gewoon thuis, terwijl het zo leuk is om weer eens ergens anders te zijn.

Zo leerzaam ook.

Zeker hier in het Karel de Vijfde hotel, want hier zitten we toch in een interessant stukje geschiedenis.

Een veertiende-eeuws klooster waar, en daar verwijst de huidige naam naar, Karel de Vijfde ooit verbleef.

Deze Habsburgse Karel werd in 1515, toen hij pas 15 jaar was, heerser over bijna heel Europa, waaronder de Nederlanden.

Dat was toen nog een lappendeken van gewesten, hertogdommen en heerlijkheden die hij omsmeedde tot een bestuurlijke eenheid, inclusief de gewesten Groningen en Gelre die hij daarvoor eigenhandig veroverde.

Je zou kunnen zeggen dat er zonder hem nooit een VNG zou zijn geweest…

 

Maar Karel keek vooral verder.

Verder dan Europa, verder dan de Middellandse Zee, verder dan de randen van de toenmalige bekende wereld waar zich draken zouden bevinden.

Zijn motto was niet voor niets ‘Plus Ultra’: steeds verder.

Zijn ‘conquistadores’ bezorgden hem grote gebieden aan de andere kant van de Atlantische Oceaan en daarmee een rijk waar de zon nooit onderging.

Groot, groter, groots, maar in vergelijking met de wereld die we nu kennen, heel beperkt.

Vooral omdat onze wereld tegenwoordig veel meer is dan land, zee en lucht.

Door nieuwe technologieën, door digitalisering, hebben we er niet alleen een dimensie maar ook een wereld bij gekregen.

Karel zou zijn ogen uitkijken en zijn motto trots uitbreiden tot: ‘Plus plus ultra’

Maar ook al is onze digitale wereld geen plaats op de kaart, er zijn wel degelijk draken.

En die draken, die staan vandaag op de agenda.
Natuurlijk, digitalisering heeft ons veel moois gebracht.

Digitalisering bracht ons e-learning en e-health, onbeperkte informatie en gedeelde kennis, sociale media en het internet der dingen.

Digitalisering maakt afstanden kleiner en onze verbondenheid groter.

 

Maar de digitalisering bracht ons ook ransomware en nepnieuws, het dark web en cyberstalking, digitale spionage en cybercriminaliteit.

En daar moeten we als gemeenten, als overheden iets mee.

Want, en dat is het thema vandaag, digitalisering heeft effect op onze veiligheid.

En veiligheid is onze verantwoordelijkheid.

 

In het essay Lokaal Veiligheidsbeleid 2030, dat professor Pieter Tops en collega’s schreven op verzoek van de VNG, stellen zij dat veiligheidsbeleid geen neutrale of technische activiteit is, maar gaat over het beïnvloeden en sturen van het gedrag van mensen: hoeder van het kwetsbare, ondersteuner van het goede en afremmer van het ongewenste.

Ik vertel u vast niks nieuws al ik beken dat ik als burgemeester van Den Haag vaak te maken heb met die ‘morele ruimte’.

Den Haag is nu eenmaal een stad waar veel mensen en meningen samenkomen.

Meestal heel keurig, in de Kamer, in de gemeenteraad, in allerlei zalen en zaaltjes.

Al wordt daar soms ook flink met modder gegooid, die modder vormt geen verstoring van de openbare orde, is geen bedreiging van de veiligheid.

Maar Den Haag is ook de stad van ruim 2000 demonstraties per jaar en daar wordt helaas steeds vaker met meer gegooid dan retorische modder.

Dat laat zien dat er maatschappelijke onrust is, dat laat zien dat mensen boos zijn, teleurgesteld, dat mensen geen vertrouwen meer hebben in de politiek.

En dat is een signaal dat we serieus moeten nemen.

Maar de vrijheid die mensen hebben om hun mening te uiten, vindt wat mij betreft alleen maar zijn grens bij de openbare orde, bij de veiligheid en de vrijheid van anderen.

Daarom ben ik altijd heel duidelijk: ik doe geen concessies aan de openbare orde en de rechtstaat.

Maar ook: we bereiden ons goed voor, we gaan met iedereen in gesprek, we stellen van tevoren duidelijke grenzen.

Op 11 maart hebben we gezien dat dat werkt.

Er is van alles op af te dingen en (veel) meer over te zeggen, maar de twee demonstraties van twee zeer verschillende maatschappelijke groepen zijn zonder calamiteiten verlopen.

Zonder dat er echt onveilige situaties zijn ontstaan.

Maar dat kan alleen als gemeenten, als overheden samenwerken, als we hulp krijgen van onze rijkspartners.

En dat is iets waar we ook vanavond aandacht moeten besteden.

 

Terug naar de digitalisering.

Onze samenleving is totaal afhankelijk geworden van digitale middelen.

Kritische processen zoals telecom, watervoorziening en financiële transacties zijn nu volledig afhankelijk van digitale systemen en processen.

Als er één schakel in de ketting breekt, heeft dat al snel een domino-effect.

Het heeft effect op vitale processen in het bedrijfsleven en de overheid, het dagelijks leven van onze burgers.

Met andere woorden: digitalisering raakt ook aan onze veiligheid.

Aan veilig zijn en veilig voelen.

Bijvoorbeeld de veiligheid van onze voorzieningen: die moeten voor iedereen bereikbaar en toegankelijk zijn en blijven.

Daar mag – letterlijk – geen kink in de kabel komen.

Dat betekent dat we ons als overheden moeten wapenen en weren tegen cyberaanvallen, tegen malware, tegen ransomware.

Natuurlijk zagen we als gemeenten deze digitale mogelijkheden en bedreigingen wel aankomen, maar hielden het allemaal wat af; meer reactief dan proactief.

Bijvoorbeeld bij het inzetten van drones en cameratoezicht.

Tijd dus voor een inhaalslag, voor een andere manier van denken en doen.

Meer op de lange termijn.

En meer samenwerken met mensen en organisaties die van de hoed en de rand weten; met futurologen, gedragspsychologen en techneuten.

Zo kunnen we zorgen dat we voor de ontwikkelingen uit lopen in plaats van achter de feiten aan.

Daarbij moeten we ook nadenken over de risico’s die we als samenleving en overheid bereid zijn te accepteren.

We hebben vaak de neiging om alle risico’s uit te sluiten…

 

Een ander punt van aandacht is de schaarste aan mensen en middelen.

Aan beveiligers, politie en BOA’s: we leiden er veel op, maar er is toch een nijpend tekort.

Hoe gaan we dat oplossen?

Gaan we robots inzetten als gastheren, gastvrouwen en toezichthouders zoals de collega’s in Azië?

Ik zit er niet op te wachten maar sluit het niet uit.

Want om tot goede oplossingen te komen, is het beter om voor alle mogelijke oplossingen open te staan.

 

Dat geldt zeker voor de aanpak van criminaliteit, de aanpak van ondermijning, de impact van criminaliteit op onze samenleving.

Want ook daar gaat het om mensen: hun weerbaarheid, hun veiligheid.

Ook daar hebben wij een gezamenlijke verantwoordelijkheid.

De aanpak via een Multidisciplinair InterventieTeam was helaas geen succes, maar ook van fouten kun je leren.

Wat kunnen we wel doen?

Hoe vergroten we onze slagkracht?

Hoe moeten en kunnen gemeenten het beste omgaan met de nieuwe bevoegdheden en de daaraan verbonden verantwoordelijkheden?

Want die kosten geld.

Geld voor RIEC’s, voor juristen, voor al die mensen die we nodig hebben om onze veiligheidstaken goed uit te voeren.

Net zoals het geld dat we nodig hebben voor essentiële taken in het sociale beleid.

Geld voor jeugdzorg en verslavingsproblematiek.

Geld voor schuldhulpverlening en goed onderwijs.

Want als die sociale basis sterk is, heeft ondermijning minder kans.

Die middelen zijn er helaas niet altijd.

Dat schuurt, het maakt het lastig lokaal te doen wat nodig is.

 

Maar het gaat niet alleen om geld, het gaat vooral de juiste oplossingen vinden in een brede samenwerking.

Zodat we samen kunnen bouwen aan een veilige digitale samenleving.

Met de nadruk op samenleving.

Want het gaat altijd om mensen, om onze inwoners.

Dat is onze verantwoordelijkheid.

Dus moeten we aan de slag om de digitale draken in hun hok te krijgen en dat betekent dat we, net als Karel de Vijfde steeds verder moeten denken en doen.

‘Plus ultra’ is dan wat de VNG en wat mij betreft een mooi motto.