Toespraak door Jan van Zanen bij de bestuurdersbijeenkomst VNG-ministerie van Justitie en Veiligheid, 21 februari 2022

 

Welkom allemaal.

Fijn dat we in dit mooie gezelschap de jaarlijkse bestuurdersbijeenkomst van de VNG en het ministerie van Justitie en Veiligheid weer nieuw leven inblazen, ook al kunnen we er nog niet allemaal live bij zijn.

Dat is volgend jaar hopelijk anders.

 

Dilan, Franc, Hanke en Eric,

Gefeliciteerd met jullie benoeming.

Jullie portefeuilles zijn uitdagend en raken op veel manieren aan ons werk.

Mooi dus dat jullie op dat gebied niet vanaf nul beginnen: jullie hadden allemaal  korter of langer een functie in het lokale of provinciale bestuur: als raadslid, gedeputeerde, wethouder of burgemeester.

En Franc, jou kennen we natuurlijk ook goed als oud-bestuurslid van de VNG.

We hoeven jullie dus niet uit te leggen hoe belangrijk lokale overheden zijn.

Want voor de meeste inwoners begint de overheid in het gemeentehuis.

Bij een vergunningaanvraag of een bestemmingsplan, een bijstandsuitkering of een aangifte van een geboorte, bij de jeugdzorg of de Wmo.

Diensten en daden die klein lijken maar groot zijn.

Diensten en daden die niet de haarvaten van de overheid vormen, niet alleen de handen en de voeten, maar vooral het hart.

En dat hart moet blijven kloppen.

Dat kan alleen als we ons er steeds goed van bewust zijn dat de overheid één lichaam is waarin iedere actie een reactie oproept, waarin alles met alles samenhangt.

Een overheid die samenwerkt, die ieder onderdeel op waarde schat en in zijn waarde laat.

Waar niets van waarde weerloos mag zijn…

 

Ik ben dus blij dat we vandaag met maar liefst vier bewindslieden van gedachten kunnen wisselen.

Het thema van deze bijeenkomst is veiligheid, maar dat is een breed begrip.

Veiligheid raakt aan heel veel andere thema’s: aan asiel en migratie, aan wonen en leefbaarheid, aan zorg en welzijn, aan klimaat en digitalisering, en zo kan ik nog wel even doorgaan.

Veiligheid is niet alleen een gemeentebreed onderwerp, maar ook een kabinetsbreed onderwerp.

Volgende keer mag u best met meer komen…

 

Vandaag praten we over wat er moet en kan, over wat wij willen en wat u van plan bent.

We hebben veel te bespreken.

Zeker omdat dit geen rustige tijden zijn.

De coronapandemie heeft een grote economische, maar ook maatschappelijke impact.

Mensen zijn ontevreden, boos, voelen zich niet begrepen en niet gehoord.

Daardoor keert een deel zich af van de overheid, terwijl een ander deel zich steeds agressiever opstelt en politici, bestuurders en handhavers letterlijk aanvalt.

Dat kunnen en mogen we niet laten gebeuren.

Niet alleen omdat het mensen persoonlijk raakt, maar omdat het ook raakt aan onze openbare orde, aan onze veiligheid.

Zeker in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen is dit een zorg die alle collega’s flink bezighoudt.

Het Regeerakkoord geeft een aantal handvatten om dit aan te pakken.

Meer zicht op uitvoerbaarheid, meer ruimte voor burgerparticipatie en burgerinitiatieven.

Meer oog voor betrouwbaarheid en rechtvaardigheid.

Maar ook meer aandacht voor de weerbaarheid van bestuurders en de versterking van de handhaving.

Om dat voor elkaar te krijgen moeten alle bestuurslagen betrokken worden.

Niet alleen bij het probleem, maar ook bij de oplossing.

Niet van boven naar beneden, door aanwijzingen te geven aan lokale overheden, maar door samen te werken.

Dat geldt overigens niet alleen voor de aanpak van maatschappelijke onrust maar

voor alle onderwerpen in het Regeerakkoord die raken aan het lokale bestuur: van jeugdzorg tot klimaat, van mensenhandel tot migratie, van woningbouw tot Wmo.

Die problemen kunnen we alleen oplossen als we écht samenwerken, elkaar voor vol aanzien, in woord én daad.

Zoals het er nu ligt, is dat helaas niet altijd het uitgangspunt van het Regeerakkoord: er is nu te weinig oog voor de positie van gemeenten en we krijgen niet altijd de knaken die bij onze taken horen.

Ik noemde dat eerder een valse start.

Maar we geven de hoop niet op dat deze valse start alsnog een vliegende start wordt.

 

Terug naar ons thema veiligheid.

We zijn blij met de brede aanpak en de investeringen van dit kabinet in de aanpak van criminaliteit en ondermijning.

Wat ik wel graag wil benadrukken is het belang van preventie.

We weten – onder andere uit het Pact van de Rechtstaat van – dat er sprake is van een sociale olievlekwerking.

Een olievlek die vooral groepen aan de rand van de samenleving dreigt op te slokken, mensen met een kwetsbare sociaaleconomische positie.

Maar ook mensen die door hun beroep nuttig kunnen zijn voor criminelen.

Allemaal mensen die in onze gemeenten wonen.

Mensen, vooral ook jongeren,  waar wij verantwoordelijk voor zijn en die we graag willen beschermen.

Daarom is het belangrijk dat de gemeenten betrokken zijn bij de aanpak van ondermijning en de besteding van de beschikbare middelen, zodat we samen een goed balans kunnen vinden tussen repressie en preventie.

 

We zijn ook blij met de sterkere verbinding tussen zorg en veiligheid en de voortzetting van het programma mensenhandel.

De invoering van de Wet regulering sekswerk draagt bij aan de aanpak van uitbuiting.

Ook de extra investeringen voor de aanpak van cybercriminaliteit zijn hard nodig.

Het is wel vreemd dat gemeenten lijken te worden overgeslagen bij de investeringen in cyberweerbaarheid…

Als een gemeente plat komt te liggen door een cyberaanval heeft dat onmiddellijke en grote gevolgen voor iedere inwoner.

Dat mogen we niet laten gebeuren.

 

Voor mij is één ding duidelijk: als we het over samenleven hebben, hebben we het over veiligheid en als we het over veiligheid hebben gaat het over samenleven.

Want veilig zijn, je veilig voelen is de basis van ons welzijn, van de leefbaarheid van onze samenleving.

En die samenleving begint in onze straat, in onze wijk, in onze gemeente.

Daarom ben ik blij dat we vandaag samen om de tafel zitten, en samen de basis leggen voor een vliegende samenwerking.

Zodat het hart van onze overheid kan blijven kloppen.