Openingswoord herdenking Grote Kerk 4 mei 2025
Geachte aanwezigen,
Van harte welkom bij deze bijeenkomst ‘Den Haag herdenkt’, voorafgaand aan de kranslegging en de twee minuten stilte op het Carnegieplein.
Het centrale thema dit jaar is: ‘Het begint met woorden’.
Een thema waaraan al veel woorden zijn gewijd in de dialoogsessies eerder vandaag.
Woorden waarmee we elkaar herkennen en liefhebben, woorden waarmee we anderen veroordelen en onszelf rechtvaardigen.
Woorden van wrok, haat en uiteindelijk ontmenselijking.
Op een lege Dam in Amsterdam – het was coronatijd – zei Koning Willem Alexander in 2020 dat Sobibor begon met een bordje ‘Verboden voor Joden’ in het Vondelpark.
In januari heb ik het nog gememoreerd bij de International Holocaust Remembrance Day.
Daarbij noemde ik Jules Schelvis.
Hij overleefde Sobibor en andere kampen, maar verloor zijn vrouw en schoonfamilie in Sobibor.
Een tijd lang woonden we allebei in Amstelveen, waar ik hem leerde kennen: een kleine, maar indrukwekkende man.
Na zijn pensionering schreef hij de allereerste monografie over het kamp dat hem zijn hele verdere leven zou bezighouden.
Tien jaar geleden, in maart 2015, vertelde Jules Schelvis voor de laatste keer zijn verhaal, omlijst door klassieke muziek.
Muziek die hem altijd begeleide en die hem in de kampen (in gedachten) tot troost was geweest.
We zullen er zo dadelijk aan denken als we luisteren naar de muziek van de Haagse componist Samuel Schuijer die in 1942 in Auschwitz werd vermoord.
Straks zijn we twee minuten stil.
We denken dan aan al die mensen die de Tweede Wereldoorlog niet overleefden.
In Den Haag waren dat er meer dan 15.000.
Vrouwen, mannen, kinderen, ouderen.
Zo’n 800 mensen stierven door oorlogsgeweld.
Minstens 500 betaalden voor hun verzet de hoogste prijs.
Meer dan 2100 mensen kwamen om van de honger.
In 1944 werden, niet ver hier vandaan, Sinti en Roma opgepakt, van wie de meesten zijn gedood.
Het grootste aantal slachtoffers had de Joodse gemeenschap van Den Haag te betreuren:
Ruim 12.000 Joodse Hagenaars werden vermoord.
En dat alles begon met woorden.
Woorden in verschuivende contexten en betekenissen.
De worsteling daarmee.
De schrijfster en beeldend kunstenaar Chaja Polak is hier in Den Haag geboren.
Zij schrijft over die worsteling in haar ‘Brief in de nacht’.
Ze spreekt erover.
Over de shoah, haar familiegeschiedenis, haar persoonlijke geschiedenis en de betekenis van Israël.
De plek waar joden altijd veilig zullen zijn, fysiek of in het gemoed van joden over de hele wereld.
Voor anderen de plek van de Nakba, de catastrofe.
De verdrijving van de Palestijnen van grond en huis.
De regio van wat het ‘conflict in het Midden-Oosten’ is gaan heten.
De grond waarop de terroristische aanval door Hamas plaatshad op 7 oktober 2023.
De reactie van het Israëlische leger, de verwoesting van Gaza en het geweld op de Westoever van de Jordaan.
Gebeurtenissen die de betekenis van het woord en het land Israël veranderen, de worsteling daarmee.
We horen het zo van haarzelf.
Wij hier in dit land, in deze stad Den Haag, hebben allemaal onze eigen verhouding tot het verleden en de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog.
Van lijnen naar vervolging en verzet, tot serviele onderdanigheid en onverhulde collaboratie.
Wij hier hebben allemaal onze eigen verhouding tot de gebeurtenissen in het heden.
We leven in een veelkleurige stad van verschillende herkomsten, geschiedenissen en loyaliteiten.
Een leven waarin we allemaal verantwoordelijk zijn voor onze verhouding tot elkaar.
Een verhouding die begint met woorden die we zorgvuldig moeten kiezen.
Woorden waarvan we de betekenis steeds opnieuw proeven.
In het besef van het verleden en nieuwe contexten.
Want woorden moeten niet alleen gesproken worden, ze moeten ook worden verstaan en begrepen. Alleen dan kunnen ze niet alleen ontwrichten en verdelen, maar ook helen en verbinden.