In memoriam Ger Ebbeling  door burgemeester Jan van Zanen tijdens de raadsvergadering van donderdag 8 september 2022

 

Geachte familie, geachte leden van de raad,

 

9 juli jongstleden overleed Ger Ebbeling op 95-jarige leeftijd.

Ger Ebbeling was de eerste onafhankelijke gemeentelijke ombudsman van onze stad en van ons land.

De raad benoemde hem in april 1980 met algemene stemmen.

Met zijn benoeming liep Den Haag voor op het Rijk.

Het instituut Nationale Ombudsman werd pas in 1982 in het leven geroepen.

Ger Ebbeling was dus een pionier.

 

Diverse dagbladen besteedden aandacht aan de benoeming van deze pionier, die in hun ogen een sprong in het duister zou maken.

Het enige dat vaststond was dat hij, al dan niet op eigen initiatief, onderzoek kon doen naar klachten over de manier waarop het ambtelijk apparaat, inclusief de politie, en de gemeentelijke bestuurders met de belangen van de burgers omgingen.

En om vervolgens daarover te rapporteren aan het college.

Ook kon de ombudsman adviseren over het herstellen van fouten, of maatregelen aanbevelen om herhaling te voorkomen.

 

Zelf liet Ger Ebbeling bij zijn aanstelling weten nog moeilijk te kunnen voorspellen van welke aard de klachten zouden zijn.

Hij dacht in ieder geval zich met veel zaken te kunnen gaan bezighouden.

 

Dat de gemeentelijke ombudsman in een duidelijke behoefte voorzag, bleek al uit zijn eerste jaarverslag over 1980.

In de eerste drie maanden kreeg hij 79 klachten binnen, waarvan er 51 afgehandeld konden worden in het verslagjaar.

Het jaarverslag over 1982 vermeldde dat hij 300 klachten te behandelen kreeg, waarover na onderzoek zo’n 200 rapporten werden opgesteld.

 

Ger Ebbeling stak zijn onafhankelijke, scherpe en kritische houding ten opzichte van het gemeentebestuur vanaf dag één niet onder stoelen of banken.

In het genoemde eerste jaarverslag schreef hij dat het college van burgemeester en wethouders wat traag reageerde op zijn adviezen.

De manier waarop het college een klacht van een burger over een door de GG en GD verrichte aanstellingskeuring afdeed, kwalificeerde hij ooit als – ik citeer hem:   “Aan minachting grenzende onverschilligheid.”

 

Dat het vervullen van een pioniersrol vaak niet zonder slag of stoot gaat bleek in 1983.

“Hoe benarder de tijden des te noodzakelijker is de bewaking van de ambtelijke ethiek…”, zo schreef Ebbeling in zijn jaarverslag over 1982.

Nog maar nauwelijks had hij deze woorden op papier gezet, of het gemeentebestuur maakte bekend van plan te zijn het instituut gemeentelijke ombudsman op te heffen.

Dat zou echter niet gebeuren.

Ger Ebbeling bekleedde de functie tot 1989.

 

Dat moge alweer heel lang geleden zijn.

Maar dat neemt niet weg dat Ger Ebbeling tot aan zijn overlijden de actualiteit rond het overheidsoptreden op de voet volgde.

Een vriend en oud-collega uit zijn tijd als directeur bij het ministerie van CRM tekende op dat zijn steeds scherpe analyses ook de stad Den Haag veel goeds hebben gebracht.

Achter die constatering kunnen wij ons als huidig bestuur van de gemeente Den Haag geheel scharen.

Mag ik u vragen te gaan staan om een moment stil te staan bij het overlijden van Ger Ebbeling.