Woord van welkom door burgemeester Jan van Zanen bij de lunchlezing over Louis Couperus, 9 september 2021

 

Geachte aanwezigen,

 

Wat mooi, dat wij hier bijeen kunnen zijn in dit historische pand.

Marja Verloop, Chargé d’affaires van de Verenigde Staten, zal daar dadelijk meer over vertellen.

Wij zijn hier bij elkaar om eer te bewijzen aan de man die als geen andere Nederlandse schrijver verbonden is met Den Haag:

Louis Couperus.

Geboren aan de Mauritskade in 1863.

Couperus die het Den Haag van de late 19e en vroege 20e eeuw zo fenomenaal heeft beschreven.

Een Den Haag dat er niet meer is.

Ja, we hebben uit die tijd natuurlijk schilderijen, foto’s en zelfs de eerste bewegende beelden.

Maar stel, we moesten het doen zonder al die visuele documenten.

Dan zouden we ons toch een beeld kunnen vormen van het Den Haag dat voorbij is gegaan.

Dankzij de Haagse romans van Couperus.

Natuurlijk, Couperus beschreef vooral het deftige Den Haag, het

’s-Gravenhage van Eline Vere.

Al vergeet men nog wel eens dat hij ook een grote liefde koesterde voor Scheveningen en de Scheveningers.

Juist in zijn tijd groeide het stille vissersdorp meer en meer uit tot badplaats.

Couperus’ zwak voor Scheveningen is des te opmerkelijker, gezien het feit dat hij zeer bereisd was.

Hij kende de grote, mondaine badplaatsen in het buitenland goed.

Interessant is ook om je te realiseren dat niet alleen Scheveningen maar heel Den Haag in Couperus’ tijd behoorlijk in ontwikkeling was.

Net als nu.

Ook toen groeide de bevolking snel.

De economie van de stad veranderde met de opkomst van het moderne toerisme en de industrialisatie.

Op het veen ontstonden dichtbevolkte arbeiderswijken zoals het Laakkwartier en de Schilderswijk.

Op het zand het Statenkwartier, Duinoord en de Archipelbuurt.

En Den Haag zette de eerste stappen op weg naar het huidige internationale profiel met de Haagse Vredesconferenties van 1899 en 1907 en de opening van het Vredespaleis in 1913.

 

Tot voor kort woonde ik vlak bij het geboortehuis van Couperus.

Maar liefst twee plaquettes herinneren hier aan de grote schrijver.

De oudste werd onthuld in 1930 door burgemeester Patijn.

Acht jaar geleden viel die eer te beurt aan een wat meer recente voorganger van mij, Jozias van Aartsen, toen hij de tweede mocht onthullen.

Aangebracht op initiatief van het Louis Couperus Genootschap.

U begrijpt, dat ook ik graag in hun voetsporen treed, om een ode te brengen aan de grote Louis.

En over voetsporen gesproken….

 

 Ook ik ben geregeld op mijn wandelingen van de Mauritskade naar de Nassaulaan gelopen, over het bolle bruggetje, net als de oude heer Takma in Van oude menschen, de dingen, die voorbijgaan…

Maar dan zonder te steunen op een ‘ivoorknoppige stok’.

Nu is Den Haag gelukkig gezegend met de nodige plekken die herinneren aan Couperus.

 

Niet lang na mijn komst naar Den Haag mocht ik bijvoorbeeld al het Louis Couperus Museum aan de Javastraat bezoeken.

Het is ook te danken aan de directeur van dat museum, Josephine van de Mortel, dat wij hier vandaag bijeen zijn.

In 2023 is het honderd jaar geleden dat Couperus overleed, pas zestig jaar oud.

In dat naar huidige maatstaven niet zo heel lange leven heeft hij zich met zijn romans onsterfelijk gemaakt.

 

Niet alleen zijn literaire nalatenschap, maar ook de bewerkingen ervan voor toneel, film en televisie houden de herinnering aan onze grote Hagenaar levend.

Ook het Letterkundig Museum, de Koninklijke Bibliotheek en niet te vergeten de Openbare Bibliotheek dragen daar natuurlijk het nodige aan bij.

Maar je zou heel Den Haag kunnen zien als één groot lieu de mémoire’, gewijd aan Couperus.

Je kunt hier immers zoveel plekken uit zijn leven én uit zijn romans bezoeken.

Ondanks het verstrijken der jaren is de ‘set’, om in filmtermen te spreken, nog voor een belangrijk deel bewaard gebleven.

Laten we dat allemaal koesteren.

Want wat zou Den Haag zijn zonder Couperus?