Toespraak door Jan van Zanen bij de presentatie van de Pius Almanak, 24 november 2021

 

Mevrouw Vriens,

Pastoor Van der Helm,

Geachte aanwezigen,

Geachte kijkers, thuis voor het scherm,

 

Wat een eer, dat ik hier mijn gedachten met u mag delen.

Hier, bij de presentatie van de nieuwe Pius Almanak.

De ‘Gouden Gids’ van rooms-katholiek Nederland.

“Wie ben ik, dat ik dit doen mag?” –  we zijn hier per slot van rekening in de Paleiskerk…

Ik maak geen actief deel uit van een kerkgenootschap.

En heb ook nog eens een andere achtergrond dan de meesten van u.

Ben opgegroeid in een vrijzinnig hervormd milieu.

Mijn grootmoeder aan vaders kant was kerkelijk actief; vraag me af wat zij ervan zou hebben gevonden dat ik hier nu sta…

Per saldo trots, denk ik.

Mijn wieg stond in Edam-Volendam.

Het protestantse Edam.

Bezocht daar, als kind van een ondernemer en een verpleegkundige de openbare lagere school.

Het waren de jaren zestig, toen we in Nederland nog grotendeels in gescheiden werelden leefden.

Pas op de middelbare school, het West-Fries Lyceum in Hoorn, ontmoette ik leeftijdgenoten van rooms-katholieke komaf.

Vriendschappen voor het leven zijn daar toen gesmeed.

Vriendschappen met mensen van alle gezindten.

En, u zult het misschien herkennen, pas in die tijd – ik heb het over de jaren zeventig – gingen wij ook wel eens naar de rooms-katholieke bakker Breed.

Maar goed, daarna volgde dan wel weer mijn studie rechten aan de Vrije Universiteit.

Bij prof. mr I.A. Diepenhorst; sommigen van u kunnen hem misschien nog voor de geest halen.

Kortom, zo heel erg vanzelfsprekend lijkt mijn aanwezigheid hier niet.

 

 

Hoewel…

Zoals u wellicht weet heb ik het grootste deel van mijn leven gewoond en gewerkt in Utrecht.

Mijn beide kinderen zijn er geboren.

Met enige regelmaat heb ik er de opeenvolgende kardinalen, Simonis en Eijk, ontmoet.

Een van die ontmoetingen staat me nog helder voor de geest.

Als wethouder in het Utrechts college had ik vlak ervoor een motie van afkeuring overleefd.

Het liep –  net aan – goed af.

Aan het begin van ons gesprek sprak kardinaal Simonis toen lachend de memorabele woorden:

“U bent herrezen!”

Al is die uitspraak misschien wat vreemd, zo kort voor het begin van de Adventstijd…

En in 2007 mocht ik in Amstelveen een lezing houden ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de Titus Brandsmaparochie aldaar.

Thema was toen: wat verwacht een – stedelijke – overheid van religieuze en kerkelijke organisaties in de 21e eeuw…herkenbaar.

 

Dat brengt mij bij een andere reden waarom ik er belang aan hecht hier vandaag met u te zijn.

U moet weten dat ik sinds mijn tijd als burgemeester van Amstelveen jaarlijks een ontmoeting heb met vertegenwoordigers van alle levensbeschouwelijke en religieuze groeperingen in de stad.

Hier in Den Haag is er inmiddels al twee keer zo’n bijeenkomst geweest, waarvan één keer langs digitale weg.

Als mensen mij ernaar vragen waarom ik dit doe, dan is mijn antwoord:

Ik geloof in de kracht van alles wat verenigt en zo onze samenleving sterker maakt.

Kerkgenootschappen, religieuze en levensbeschouwelijke groeperingen vormen in dat geheel een onmisbare schakel.

Allemaal bouwen ze, ieder op hun eigen manier, mee aan onze samenleving.

Mijn vragen aan de deelnemers van zulke samenkomsten zijn dan ook steevast:

Kent u elkaar?

Weten we elkaar te vinden in tijden van crisis of maatschappelijke onrust?

En, weet de gemeente van het diaconale werk dat u verricht?

Kent u onze voorzieningen?

 

Sinds juli 2020 heb ik Den Haag leren kennen als een stad waar de wereld thuis is, vele talen gesproken en vele geloven beleden worden.

Al die geloofs-en levensbeschouwelijke gemeenschappen zijn een onlosmakelijk deel van onze stedelijke samenleving.

En zeker in de moeilijkste dagen van de coronatijd hebben ontelbare mensen steun ondervonden aan hun geloof.

We weten niet hoeveel gelovigen er precies in Den Haag wonen.

‘Geloof’ maakt namelijk niet meer deel uit van de gemeentelijke statistieken.

We weten wél dat Den Haag tientallen kerken, moskeeën, synagogen en mandirs (hindoeïstische tempels) telt.

En dat het aantal religieuze gemeenschappen tussen de 200 en 300 ligt.

Gaan we af op cijfers van de geloofsgemeenschappen zelf, dan kunnen we concluderen dat het percentage christenen en moslims in Den Haag ongeveer gelijk is.

Beide groepen vertegenwoordigen zo’n 15 procent van de bevolking.

Opvallend is ook de diversiteit binnen de Haagse kerken.

Alle stromingen van het christendom vind je hier: van oosters orthodox en oriëntaals orthodox tot de pinkster- en evangelische gemeentes en van de vele gereformeerde denominaties tot rooms-katholiek en oudkatholiek.

Wat óók opvalt, al is Den Haag daar vast niet uniek in, is dat het bezoek aan de traditionele christelijke kerken daalt, terwijl de aanhang van nieuwe stromingen toeneemt.

En, meer dan de helft van de Haagse christenen hoort bij een van de ongeveer 120 migrantenkerkgemeenschappen in onze stad.

Nog niet zo lang geleden mocht ik de gids van internationale kerken en migrantenkerken in ontvangst nemen in de Marthakerk aan de Hoefkade in Schilderswijk.

Een naslagwerk of, zoals u wilt, óók een soort Gouden Gids, waarin het sociaal-maatschappelijk werk van deze kerkgemeenschappen in Den Haag tastbaar wordt.

Mensen van over de hele wereld komen naar Den Haag.

Voor werk bij de internationale instellingen of op drift door armoede of onrust in eigen land.

Onze stad biedt een veilig thuis, maar is natuurlijk niet de vertrouwde omgeving die men gewend is.

Dat kan best lastig zijn, zeker waar corona mensen heeft geïsoleerd.

Het werk van de kerken, verzameld in de gids, doorbreekt dat isolement.

Maar dat geldt natuurlijk voor het werk van alle religieuze-en levensbeschouwelijke genootschappen.

 

En daarmee ben ik de vraag van de organisatie van deze middag aan mij:

hoe heeft de gemeente, als ‘wereldlijke overheid’ haar inwoners in de afgelopen anderhalf jaar bereikt?

En wat doet de stad om mensen nabij te blijven.

Net als voor de kerken betekende de komst van corona een behoorlijke uitdaging.

Op verschillende fronten.

Allereerst kreeg de gemeente de uitvoering en het toezicht op de afgekondigde en steeds veranderende maatregelen om de verspreiding van het virus te gaan op haar bordje.

Daarover wil ik het hier niet hebben, want dan ben ik vanavond nog aan het woord…

Begrijp me niet verkeerd, natuurlijk ben ik verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid.

Maar vandaag wil ik me richten op de communicatie met de Hagenaars en Hagenezen ‘in tempore coronae’.

En hoe we iedereen ‘erbij houden’.

In den beginne was er de grote verontrusting.

Mensen wisten vaak niet waar ze aan toe waren.

Uitgangspunt van de communicatie was én is om onze inwoners zo goed mogelijk te informeren én gemeenschapszin te behouden (we doen het samen).

Net als de kerkgenootschappen kon ook de gemeente hiervoor gebruikmaken van de eigen communicatiekanalen, die er vóór corona ook al waren.

Maar net als de kerken ook aanvullende mogelijkheden aanboorden, ik denk dan vooral aan de streaming van diensten, zo moest ook de gemeente gerichte middelen inzetten.

Om zo veel mogelijk inwoners te bereiken.

Natuurlijk hebben we daar eerder ervaring mee opgedaan, maar nog nooit was de noodzaak zo dringend.

Het ging én gaat per slot van rekening om de gezondheid en het welzijn van de meer dan een half miljoen inwoners van de stad.

En, in heel wat gevallen óók om hun bestaanszekerheid.

Niet eerder was de rol van de gemeente als, om met mijn voorganger Jozias van Aartsen te spreken, ‘eerste overheid’, de bestuurslaag die het dichtst bij de mensen staat, zo duidelijk.

Waar mogelijk, heb ik ook zelf, heel praktisch, geprobeerd om inwoners van Den Haag bij te staan.

En dan doel ik met name op al die mensen die, ook in de donkerste dagen, de samenleving en de zorg draaiende moesten houden.

Voor zover dat ging, zocht ik ze op om hen een hart onder de riem te steken.

 

Maar het verhaal is natuurlijk veel breder dan mijn kleine bijdrage.

Graag noem ik u een voorbeeld, waar ook de geloofsgemeenschappen in Den Haag bij betrokken zijn.

Vorig jaar begonnen we de campagne ‘Den Haag tegen corona’.

Met als doel Hagenaars en Hagenezen te overtuigen zich aan de coronamaatregelen te houden.

Daarbij laten bekende en onbekende Hagenaars als boegbeelden van de campagne zien op welke manier coronaregels moeten worden nageleefd.

Van meet af heeft Den Haag ook de hulp gekregen van belangrijke sleutelfiguren in wijken, zoals buurtvaders en -moeders, sportcoaches en imams.

Meer voorlichting op maat, belemmeringen bespreken en waar mogelijk wegnemen, dat is de kern.

Later kwam daar het informeren over de vaccinatiecampagne bij, als ook de oproep om de prik ook daadwerkelijk te laten zetten.

Pastoor Van der Helm kan daar over meepraten, want hij zet zich ook in voor de campagne.

Ook zijn biceps prijkt op de foto’s, samen met die van Derwisj Maddoe van de Federatie Islamitische Organisaties in Den Haag en onze wethouder van Zorg, Jeugd en Volksgezondheid Kavita Parbhudayal.

Zelf zegt zij over de samenwerking met geloofsgemeenschappen:

“Geloofsgemeenschappen zijn een belangrijke partner in ons streven de vaccinatiebereidheid te verhogen.

Zij staan in Den Haag midden in het wijkleven en genieten een groot vertrouwen onder de wijkbewoners”.

Einde citaat, waar ik mij volledig achter schaar.

Ik ben u, Pastoor Van der Helm, Derwisj Maddoe en al die anderen dan ook zeer dankbaar.

Want tot op de dag van vandaag is de campagne bitterhard nodig.

Het is geen geheim dat in bepaalde wijken van Den Haag het vaccinatiecijfer behoorlijk lager ligt dan het gemiddelde.

Er is zelfs sprake geweest van bedreigingen van GGD-medewerkers op en rond vaccinatielocaties.

U ziet, we hebben nog een weg te gaan.

 

Echter, de communicatie met onze inwoners in coronatijd omvat natuurlijk méér dan het oproepen tot vaccinatie en het naleven van gedragsregels.

Den Haag wil een thuis zijn voor iedereen.

Een stad waarin iedereen mee kan doen en die geborgenheid biedt aan al haar inwoners.

Ik zie ook hier bepaalde overeenkomsten met de geloofs-en levensbeschouwelijke gemeenschappen in onze stad.

Ook zij bieden veel mensen geborgenheid, naast troost en vertrouwen.

In coronatijd, en zeker ten tijde van de strenge lockdowns, kregen veel inwoners, jong en oud, mentaal behoorlijk wat voor hun kiezen.

Waar eenzaamheid mensen in haar greep kreeg, dreigde het gevaar dat het gevoel van geborgenheid op de tocht kwam te staan.

Los daarvan liepen kwetsbare mensen makkelijk tegen praktische problemen aan: wie doet mijn boodschappen, bijvoorbeeld?

Bij het begin van de coronacrisis zei de minister-president tot iedereen: let een beetje op elkaar.

Overal in Nederland hebben veel mensen dat heel serieus genomen.

In korte tijd ontstonden allerlei mooie initiatieven om elkaar te helpen en vooral oudere en hulpbehoevende mensen te ondersteunen.

Zowel in Utrecht als in Den Haag heb ik daar mooie voorbeelden van gezien.

De gemeente Den Haag ondersteunt zulke initiatieven waar mogelijkheid, bijvoorbeeld via de organisatie PEP, die het vrijwilligerswerk in de stad met raad en daad terzijde staat.

Voor mantelzorgers, die in deze coronatijd vaak behoorlijk meer voor hun kiezen krijgen, is er extra ondersteuning in de vorm van een website en servicepunten in elke wijk.

 

Geachte aanwezigen,

Geachte kijkers thuis,

 

Voor een allesomvattende terugblik en evaluatie van de communicatie tussen de gemeente en de inwoners is het nog te vroeg.

Waar het deze zomer en nazomer er nog zo rooskleurig uitzag, zitten we nu midden in de vierde golf en worden strengere maatregelen niet uitgesloten.

Wat wél duidelijk is geworden, dat is de grote veerkracht waarover Den Haag en haar bevolking (en natuurlijk al die al die andere inwoners van ons land) beschikken.

Een veerkracht, vaak gepaard met hoge mate van hulpvaardigheid en medemenselijkheid.

Een veerkracht die niet zelden zijn inspiratie put uit een religieuze – of levensbeschouwelijke overtuiging.

In de bijna anderhalf jaar dat ik nu burgemeester van Den Haag mag zijn, heb ik daar veel voorbeelden van voorbij zien komen.

Ter plekke, tijdens bezoeken in de stad, maar bijvoorbeeld ook bij de uitreiking van koninklijke onderscheidingen tijdens de Lintjesregen of de uitreiking van de zogeheten jeugdlintjes.

Ik zeg het u eerlijk: ik ben daar diep van onder de indruk.

Dankzij al die vrouwen en mannen is Den Haag een stad van compassie.

Ik geloof dat dit voor al die mensen geldt, die juist nu, om welke reden dan ook, zich inzetten voor hun medemens.

De stad kan zich daarbij blijven laten inspireren door de warmte en de betrokkenheid van de leden van de Haagse geloofs- levensbeschouwelijke gemeenschappen.

De stad wordt er, in alle opzichten, mooier en rijker door.