Toespraak door Jan van Zanen bij zijn afscheid als burgemeester van Utrecht, 30 juni 2020

Geachte leden van de raad, mevrouw de griffier, leden van het college, voorzitter, nestor van raad Peter van Corler, Commissaris van de Koning Hans Oosters, Koos Jansen, Ruben van Gogh, lieve Simone, Martina Tobian, beste mensen thuis,

Wat aardig dat u de moeite neemt om te kijken of luisteren. Daar word je even stil van. En dat gebeurt me niet vaak. Wil toch een paar dingen zeggen. Dit is een bijzondere bijeenkomst van de raad, onder – druk het voorzichtig uit – bijzondere omstandigheden. Vanavond niet ‘daarginds’ in het ‘Huis van de Stad’, maar hier in het ‘Klankkasteel’ – zoals ik Ingmar Heytze op 2 januari 2014 (mijn tweede dag als burgemeester van Utrecht) citeerde.

Sta hier met een dubbel gevoel. Als een mooie kans voorbijkomt, grijp je hem met je volle verstand. En ben je blij – en opgelucht – dat ‘je het bent geworden’. En dan gaan de weken voorbij … Kom je meer te weten over je nieuwe klus, ben je blij met alle lieve woorden en gelukwensen – veel dank daarvoor, deed en doet mij goed. Ging vol overtuiging en veel energie mijn tweede termijn in. Er was en is genoeg te doen [en er kwam nog meer aan…] had er veel zin in, in ons mooie Utrecht.

En toen kwam Den Haag voorbij. Het zette mij aan het denken. Een nieuwe kans, een stad met – zonder overdrijven – flinke uitdagingen. Iets van binnen zei mij dat ik dit moest gaan doen. Nog één keer de stap naar een nieuwe stad wagen. Waarom? Kijk naar wat nu in de wereld gebeurt: Corona. Black Lives Matter. Een boven- en onderwereld die steeds meer in elkaar verstrikt raken. Groeiend wantrouwen van mensen tegenover de overheid en tegenover elkaar. En in Den Haag van dit alles een paar onsjes meer. Ben een aanpakker – ook als dat veel van mijzelf vergt. Heb een warm hart voor het openbaar bestuur en dienstbaar aan iedereen: de ene keer in Amstelveen, nu Utrecht en morgen Den Haag – waar ik iets hoop te kunnen toevoegen. Heb gewikt, gewogen en besloten ervoor te gaan. Utrecht staat er goed voor, geef met een gerust hart het stokje door. Mijn opvolger komt niet in gespreid bedje terecht [maar zeker geen Haags spijkerbed, we gaan het zien…], want in Utrecht blijft genoeg te doen. Deze nieuwe stap is goed voor mij, maar vers bloed – hoewel benoemd – zal het ook het Utrechts gemeentebestuur goed doen.

Geef het stokje door met een weemoed. Houd van Utrecht, van de diepste werfkelder tot de windvaan van de Domtoren en alles wat daartussen zit. Dat is te veel om op te noemen, maar alle Utrechtse wijken, straten, voordeuren, parken, plantsoenen, musea, podia en horeca zijn me lief. Ben de afgelopen zesenhalf jaar door de haarvaten van deze stad gekropen. Zoveel mooie herinneringen hernieuwd of gemaakt. Zoveel mensen ontmoet. Soms kijken ze de kat uit de boom, [“wat doet die man met dat zilver om zijn nek hier?”] zijn ze achterdochtig, soms ronduit chagrijnig (ook buiten de raadzaal …), of juist heel blij en zelfs enorm trots.

Het is onmogelijk om alle hoogte- en dieptepunten te noemen, maar kijk veel voldoening terug op ‘Le Grand Départ’, de huldiging van de Oranjevrouwen na het gewonnen EK, iedere keer als ik een Utrecht een welverdiende onderscheiding mocht uitreiken en de verkiezing van het ultieme Utregse woord [‘jochie’].

Verdrietige dagen waren er ook. De tramaanslag op het 24 Oktoberplein was, is en blijft voor mij, voor iedereen, een pikzwarte bladzijde. Net als nu tijdens de coronacrisis zie je dat zo’n heftige en intens verdrietige gebeurtenis bijzondere krachten losmaakt in onze stad. Onheil brengt soms het allerbeste in Utrechters naar boven. De stille tocht na de aanslag de betrokkenheid van mensen, de verbondenheid en immense veerkracht na de aanslag. Het indrukwekkende eerbetoon aan hen die er niet meer zijn en steun voor de nabestaanden, de ooggetuigen, alle betrokkenen, daar krijg je een brok in je keel van [nu weer …] En ook nu: alle spontane initiatieven om elkaar tijdens deze coronacrisis er doorheen te slepen. Omdat bijna iedereen zich aan de regels houdt, krijgen we het virus eronder. Alleen samen.

Op een of andere manier worden van burgemeesters altijd wonderen verwacht. Hoe graag ik het soms ook zou willen, heb ik geen toverstaf om dingen te veranderen. Die fijne, gezonde, inclusieve en veilige plek maken we samen. Het was mijn taak om te zorgen dat u, de gemeenteraad, goed functioneert en dus alles in de stad naar behoren functioneert – met tevreden bewoners. Tijdens mijn toespraak op 7 januari stelde ik al vast dat dit een hardwerkende, ambitieuze en kundige gemeenteraad is [en waarschuwde ik u onder meer voor ‘kluitjesvoetbal’].

Buiten de raadzaal deed ik mijn best om mensen te laten zien hoe goed deze stad en regio zijn. We stonden al goed op de kaart en nog meer mensen zien dat nu.  Probeerde mensen samen te brengen, partijen aan tafel krijgen, kortom verbindingen tot stand te brengen. Mensen, wat hun achtergrond, overtuigingen en hobby’s ook zijn, het gevoel geven dat ze erbij horen in Utrecht. Zich welkom, veilig en geborgen voelen. Ertoe doen. Mogen meedoen…

Dat is naast de veerkracht misschien wel het mooiste dat ik in Utrecht heb zien gebeuren. De Utrechters waren al trots op hun stad, maar durven die trots nu ook steeds zelfbewuster uit te dragen. Of er nu een Grand Départ of Gran Salida [hoop over twee jaar] moet worden georganiseerd, een Canal Pride of een gewoon een straatfeest in de Dichterswijk of een buurtbarbecue in Leidsche Rijn: Utrechters ontdekken iedere keer weer dat het ingewikkelde gewoon kan. Dat niks onmogelijk is. Of, zoals in deze ingewikkelde tijden, er gewoon samen het beste van maken. En als het allemaal lukt, ontdek je samen de kracht van Utrecht. Je zou kunnen zeggen, dat onze trots volwassener is geworden. Als ik – als 330e burgemeester van Utrecht – daar ook maar een klein beetje heb kunnen toevoegen, dan is het goed geweest. Ben dan – gebruik het woord niet vaak, maak vanavond graag één uitzondering – supertrots op wat deze stad heeft bereikt. Punt.

Geachte aanwezigen en mensen thuis,

Dit jochie gaat nu echt weg. Ik dank u, leden van de Utrechtse gemeenteraad, leden van het college, de raadsgriffie, de medewerkers van de gemeente Utrecht, mensen van brandweer, politie, de GGD, justitie… Dank Simone, pa en ma, mijn kinderen, mijn broer. En maak, last but not least, op dit podium een diepe buiging naar u, de meer dan 350.000 Utrechters. Ik dank u voor uw betrokkenheid, uw steun, uw eerlijke kritiek, uw medewerking op momenten dat het nodig was en spannend werd. Vond het een eer om de stad, en vooral u te mogen dienen. Successen met u te mogen vieren en te delen in verdriet. In één woord: onvergetelijk.

Wens u een waardig opvolger toe, dat verdient de Domstad. Voor mij helaas geen Wijk C meer, maar de stad aan zee. Maar blijf me als voorzitter van de Vereniging Nederlandse Gemeenten mij maximaal voor deze stad, dus ook voor u, inzetten. En blijf ‘gewoon als Jan’ zielsveel van deze stad houden – het is en blijft de stad van mijn dromen. Kom graag nog eens langs, maar wens u allen voor nu en straks alle goeds toe. Let goed op elkaar. En zorg met hart en ziel voor deze stad…