Toespraak door Jan van Zanen bij zijn beëdiging als burgemeester van Den Haag, 1 juli 2020

Geachte leden van de raad, beste mensen,

Alle warme en vriendelijke woorden van welkom gonzen werkelijk door mijn hoofd. En deze net getoonde beelden van mensen, want dat zijn we allemaal, mensen die de gemeenschap vormen, die ontroeren mij, maar inspireren mij ook. Om dat te doen wat nodig is: voor al die mensen met die idealen, met die ideeën. Je wordt er als mens wel verlegen van.

Dank aan de plaatsvervangend voorzitter van de raad en voorzitter van de vertrouwenscommissie, Chris. Dank aan de griffier voor het voorlezen van het koninklijk besluit van 24 juni. Dank aan de commissaris van de koning, beste Jaap. Ik probeer me vast te houden aan het rostrum, zodat ik me niet opnieuw kandideer voor de functie van ‘gebarentolk’. En u riep allerlei dingen waar u gelijk in had. Dat ik uit mijn comfortzone ga. Dat er, als het gaat om sociaal-economische verschillen in Den Haag enorme uitdagingen zijn, dat er een internationale dimensie is en dat niet alles makkelijk zal zijn en vanzelfsprekend. En toch doe ik het. Ik ga ervoor met alles wat ik in me heb en met het vertrouwen van deze raad.

En ik dank de loco-burgemeester, Boudewijn Revis. Ik verheug me op de ‘Haagse hilarische helden’. Ik verheug me op de kaart, die heel anders, vanuit de zee georiënteerd is. En ik was onder de indruk van uw samenvatting van de verdiensten van grote ambtsvoorgangers.

En beste collega uit Rotterdam, Hagenaar Ahmed, wat mooi hoe je de Mercedes beschreef, en wat mooi dat we samen gaan werken, nog nauwer dan we al deden in de Metropoolregio. Want we gaan werken aan de lobby om de middelen binnen te krijgen. En dat we ook, en ik denk dat we daar een toeristische route van moeten maken, gaan genieten van de locaties uit je jeugd. Misschien bestaat die route al. Ik kon het niet allemaal opschrijven, maar ik beloof je dat ik ooit met mijn rug naar het huisnummer 363, dat was het geloof ik, ga staan en dan kijk naar jouw verleden, wat ook een toekomst is gebleken. En ik onderstreep tenslotte zeer jouw woorden als burgemeester van een G4-stad, dat we ook als grote vier, vooral en misschien wel  in de eerste plaats, solidair zouden moeten zijn aan het lokale bestuur. Dat lokale bestuur dat ook vorm krijgt in die 351 andere gemeenten. En dan uit de veiligheidsregio, collega Van Bijsterveldt, die ik ook heel lang ken, dank Marja voor al jouw collegialiteit. En wat heerlijk om te horen dat de ‘competentiedriften’ inmiddels, laat ik maar zeggen, onder controle zijn. Ik ga het meemaken. En ik ben het zeer met je eens als het gaat om het lokale bestuur, als het gaat om de mensen. Dat moet welk kabinet er ook zit, wie er ook bestuurt, weten, dat het gebeurt in de gemeenten. In barre tijden hebben gemeenten het rijk gesteund – en terecht – om de economische crisis van eind 2008/2009 te helpen op te lossen. Het ging goed met het Rijk en nu gaat het slechter. En daar kunnen zij ook niks aan doen. Maar ik vind – dat zal ik ook morgen zeggen bij een andere bijeenkomst – ik vind dat het rijk gemeenten zou moeten steunen, zou moeten stutten, want de structuur van Nederland is gebaseerd op wat er lokaal gebeurt. Besturen is mensenwerk en de mensen wonen in gemeenten.

Femke, je was er veel dank, je moest terug naar de Amsterdamse gemeenteraad. Wat heerlijk Jozias en Henriette, dat jullie hier zijn. Natuurlijk ook Johan en Nicolette.

Johan, heel veel dank voor je grote inzet voor deze stad. Niet alleen ik heb genoten van jouw burgemeesterschap. Ik koester mij in het zogenaamde ‘Remkes-effect’. En u heeft vast wel begrepen dat ik het geweldig vind dat mijn beide ouders, mijn broer, mijn dochter en haar partner  – helaas is mijn zoon verhinderd – en natuurlijk Simone en haar zusjes hier vanavond ook bij kunnen zijn. En mijn vrienden Cees, Niels en Marnix. En niet te vergeten een paar zeer naaste medewerkers, die mij tot afgelopen nacht twaalf uur terzijde hebben gestaan. Martin, Yvette, Jos, Marcel, Marielle, Nurcan en Petra. Sjoukje kan er niet bij zijn door trieste familieomstandigheden.

Maar ook gaat mijn dank ook uit naar de regering, die de voordracht van uw gemeenteraad met een Koninklijk Besluit heeft willen bekrachtigen.

En in het bijzonder ook aan de leden van de vertrouwenscommissie. Ook voor u zal gelden dat de coronacrisis uw werk ingewikkelder heeft gemaakt. Dat maakt de toewijding, waarmee u uw belangrijke taak hebt volbracht, alleen maar bewonderenswaardiger. Omwille van de discretie, die u zozeer in acht hebt genomen, kan ik natuurlijk niets zeggen over de gesprekken die wij mochten voeren. De sfeer was goed. En u nam er de tijd voor.

Maar bovenal dank ik u, leden van de gemeenteraad, dat u mij hebt willen voordragen als burgemeester van Den Haag en daarmee als voorzitter van uw raad. Het hoogste orgaan in de gemeente. En niet alleen daarom voel ik mij nu al met u verbonden. Deze raad was, en ik ga nu een flink stuk terug in de geschiedenis, gedurende elf jaren het werkterrein van Lien Vos-van Gortel. Uiteraard nog niet in dit imposante IJspaleis. En behalve dat zij deel uitmaakte van de Haagse gemeenteraad, was zij ook zeven jaar lang wethouder Financiën. Om vervolgens burgemeester te worden van Utrecht. Als beginnend raadslid heb ik haar daar nog mogen meemaken als een zeer bekwaam een betrokken bestuurder. Ik was nog zeer onlangs bij haar op bezoek. Zij wenste me succes en sprak de gedenkwaardige woorden: “Jan, Den Haag is géén sinecure”. En als Lien dat zegt, dat zegt dat wat.

Ik beschouw het als een grote eer dat ik deze prachtige stad in het ambt van burgemeester mag dienen. Den Haag, die mooie stad achter de duinen. De stad van de helaas overleden grootouders van mijn kinderen. Opa en oma Van den Berg. Oftewel: Opa en oma Haag. Na het bekend worden van mijn voordracht zei mijn dochter aan de telefoon: “Wat zou opa Haag dit mooi gevonden hebben”. Hij hield zo van Den Haag, zijn stad. Ik zag hem voor me en dat ontroerde mij zeer.

Wie Den Haag nadert vanuit het oosten, zoals ik gisteravond deed, die ziet een imposante skyline. Die straalt zelfvertrouwen en ook allure, passend bij de statuur van deze stad. Maar Den Haag is meer dan die skyline, het Binnenhof of de Nassaulaan, waar de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zetelt. Plekken, waar ik al vaak ben geweest. Den Haag, dat zijn voor mij bovenal haar meer dan een half miljoen inwoners. Zij zijn én maken de stad. Ik kijk er heel erg naar uit om met hen kennis te maken. Hoe mooi dit stadhuis ook is, ik doe niets liever dan eropuit gaan. De stad in. Om zo de stad te leren kennen. Niet alleen lopend of op de fiets. Maar, als het even kan, ook zwemmend. Ik ben een fervent zwemmer. En ik kijk ernaar uit om een duik te nemen in een van de zes, begrijp ik, openbare zwembaden die Den Haag rijk is. En uiteraard ook in zee. En ik heb ook aan de vertrouwenscommissie beloofd dat ik een keer, niet meteen de allereerste keer, zal deelnemen in het openbaar aan de Nieuwjaarsduik.

Maar vooral wil ik graag de stad in en de acht  stadsdelen bezoeken om mensen ontmoeten. Op straat, bij de sportvereniging, bij de winkelier op hoek, overal en nergens. Om hun verhalen te horen. Waar ze blij mee zijn, waar zij zich zorgen over maken, welke plannen ze hebben. Den Haag barst van het talent, creativiteit en ondernemerschap, zo heb ik me laten vertellen. Denk aan de meer dan 300 innovatieve startups die goed zijn voor zo’n 4.000 banen. Denk aan de ruim 1.000 beeldende kunstenaars, de musici en de dansers. Laten we hen koesteren. Maar niet alleen dat. Den Haag is ook een stad waar mensen naar elkaar omzien. Juist in de afgelopen maanden was dat extra goed te merken. Mantelzorgers die zich bekommeren om familie of buren, vrijwilligers die buurthuizen runnen. Johan Remkes sprak er zojuist ook over. Zoals bijvoorbeeld het Vadercentrum in Laak, waar dag in, dag uit de naaimachines ratelen waarmee vrijwilligers mondkapjes maken. Het haalde het nieuws. Al dit soort mensen, dit soort initiatieven, zij zijn het kapitaal van Den Haag.

Voor de komende tijd is economische tegenwind voorspeld. Hoe die ook uitpakt, reden te meer voor ons, het gemeentebestuur, om er alles aan te doen om de veerkracht van de stad en haar inwoners verder te versterken. Zodat ook Den Haag deze periode zo goed mogelijk zal doorstaan. Uiteraard in goede samenwerking met de Metropoolregio.

Voorwaarde voor dit alles is een veilig Den Haag. Veilig voor iedereen, bewoners en bezoekers. Waar ook, op straat én achter de voordeur moet je je in Den Haag veilig kunnen voelen. En daarom neem ik mij voor om, samen de raad, het college en de veiligheidspartners – ze zijn in de driehoeksvorm ook hier aanwezig – elke vorm van overlast en criminaliteit onverminderd te blijven bestrijden. Datzelfde geldt voor het tegengaan van radicalisering en het keren van ondermijning.

Geachte leden van de raad, beste mensen,

Dertien jaar geleden muntte mijn gewaardeerde voorganger, Jozias van Aartsen, het begrip ‘de eerste overheid’. De gemeente als de overheid die het dichtst bij de burger staat en waarmee de burger het meest te maken krijgt. Ondertussen twijfelt niemand daar meer aan. Maar dat is ook niet zo vreemd. Want waar je ook woont, je komt altijd bij de gemeente terecht. Dat betekent ook, hoe verschillend we in Nederland ook zijn, dat je moet kunnen vertrouwen op die gemeentelijke overheid. Helemaal nu, in deze periode die voor veel mensen – burgers, ondernemers – onzekerheid met zich meebrengt. Waar dat vertrouwen wordt geschaad, bijvoorbeeld door gebrek aan integriteit, is niet enkel het aanzien van de lokale overheid in het geding. Wanneer dat stelselmatig gebeurt, begint daar de erosie van de democratische rechtstaat. Niet alleen de burger moet kunnen vertrouwen op de overheid. Ook binnen de gemeentelijke organisatie en in het stadsbestuur moet dat onderlinge vertrouwen er zijn. Alleen zo kan de gemeente effectief haar taak uitoefenen als hoeder van het algemeen belang. Alleen zo kunnen we er echt zijn voor de Hagenaars en Hagenezen. Integriteit noemde ik een kernwaarde in Utrecht. Een kernwaarde noem ik dat in Den Haag.

Tenslotte: Den Haag is de internationale stad van vrede en recht. Zo’n 1.500 demonstraties per jaar horen daar ook bij. Vrede en recht, zo staat het op het wapen van Den Haag, onder de ooievaar. Velen van mijn voorgangers hebben daaraan bijgedragen. Ik treed graag in hun voetsporen. Den Haag staat al vele jaren op de wereldkaart. Ik wil dat graag aan nog meer mensen laten zien. Om zo vrede en recht te bevorderen, én daarmee ook het aanzien en welvaren van de stad. Maar net als zij, die voorgangers, zeg ik: vrede en gerechtigheid moeten er in de allereerste plaats zijn voor de Hagenaars en de Hagenezen. Iedereen moet zich hier, in deze van oudsher open stad, welkom, veilig en geborgen kunnen voelen. En dezelfde kansen hebben om zich te ontplooien. Ongeacht je geslacht, je huidskleur, seksuele oriëntatie, geloof of levensbeschouwing of wat dan ook. Of je hier geboren bent of aan de andere kant van de wereld. Daar zal ik me steeds opnieuw, samen met u, sterk voor maken.

En dan nu: aan de slag. Vanaf vandaag geldt ook voor mij het devies van oud-burgemeester Wim Deetman: ‘sjouwen voor de stad’. Veel dank voor uw vertrouwen. Voor u, Hagenaars en Hagenezen, ga ik graag aan het werk.

Tot ziens ergens in de stad. Dank u wel.