Mevrouw van der Harst,
Beste Toos,
‘Maar hoe dan?’
Dat zullen veel mensen op Scheveningen zich afvragen.
Hoe heeft u al die jaren voor zoveel mensen klaar kunnen staan.
Hoe kan het dat kinderen, kleinkinderen en zoveel anderen nog altijd op u kunnen rekenen?
U was al vroeg weduwe en bleef achter met twee kleintjes.
Om te zorgen dat ze niets tekortkwamen, draaide u voortdurend nachtdiensten in de verpleging.
‘s Middags zat u klaar met de thee als ze uit school kwamen.
Daarnaast was u mantelzorger voor uw ouders.
Ook toen hun dementie uw steun niet altijd makkelijk maakte.
Datzelfde deed u ook voor twee tantes.
U stond verder twee vriendinnen bij in perioden van ziekte en was er voor uw dochter toen zij dat op volwassen leeftijd nodig had.
‘Maar hoe dan?’, vraag ik mij met uw omgeving af als ik lees dat dit lang niet alles is wat u deed en doet voor anderen.
Ruim 25 jaar geleden kwam u binnen bij het Wijk- en Dienstencentrum Het Kalhuis om als kok te helpen bij het maaltijdproject.
Dat project draait nog steeds.
Wanneer u de beurt heeft schuiven kwetsbare buurtgenoten aan voor degelijke Hollandse pot.
Dat doet u ook bij een vergelijkbaar project voor ouderen.
Niet alleen de maaltijd, ook uw oprechte aandacht wordt daar zeer gewaardeerd.
Al ongeveer even lang bent u vrijwilliger bij wat nu de Patiëntenvereniging Hersenletsel heet.
U leidt de maandelijkse bijeenkomst en organiseert zo nu en dan activiteiten.
Dan bent u ook nog chauffeur bij de vervoersdienst van Welzijn Scheveningen en lid van de verjaardagsbezoekgroep voor eenzame ouderen.
Voor een laatste keer verzucht ik: ‘maar hoe dan?’
Daarna ga ik over tot het uitreiken van de versierselen bij een zeer verdiende Koninklijke onderscheiding.